|
||||||||
|
Even een waarschuwing vooraf: als u zo meteen leest dat Wayward Jane een Schots kwartet is -ze komen uit Edinburgh- en u las hierboven “folk” als genre, dan zou het kunnen dat u met een bepaalde verwachting begint te luisteren. Niet doen! Wel luisteren, maar niet met dié verwachting, want wat deze vier spelen, is eigenlijk niks meer, maar vooral niks minder dan een transatlantische versie van wat we kennen als old time music uit de States. Alhoewel, dan zou u weer kunnen denken dat we hier met nalopers te maken hebben. Ook dat klopt niet, want dit viertal speelt met een heel moderne spirit. Natuurlijk, een banjo blijft klinken als een banjo en een fiddle is een fiddle, maar toch…het laatste waar je Wayward Jane van kunt beschuldigen, is epigonisme. Zo, dat hebben we even duidelijk gemaakt. De band bestaat intussen een jaar of acht en ze zijn met deze plaat aan hun derde uiting toe. Daar staan twaalf songs op, waarvan twee covers: het stilaan klassieke “Shake Sugaree” van Elizabeth Cotton en “Little Satchel”, wat eigenlijk een volkswijsje was en ook wel eens als “Katie Dear” opgenomen werd, maar door fiddler Fred Cockerham de bekendheid werd ingespeeld in de late jaren ’60 van vorige eeuw. Dat is dus kennelijk het soort muziek waar deze vier van houden en wie kan hen daar scheef om bekijken? Ik alvast niet, want met de tien eigen nummers van deze plaat bewijzen ze volop dat ze het genre geweldig in de vingers hebben. Overigens vermelden die tien songs de band als componist, wat er op wijst dat ze vinden dat het geheel meer moet zijn dan de som van de delen en dat is nu uitgerekend iets waar ondergetekende voor smelt. Dus vermeld ik even de namen van de vier: Dan Abrahams zingt, speelt staande bas en gitaar en is wellicht het meest bekende gezicht van Wayward Jane, al was het maar omdat hij betrokken is bij menig ander Schots muzikaal project. Ook Sam Gillespie zingt en ook hij speelt gitaar, maar voegt er die typische klank van de houten fluit aan toe. Ook violiste Rachel Petyt zingt -ze doet dat bijvoorbeeld op “Crossing Over Water” simpelweg uitstekend- en dus kan Michael Starkey niet achterblijven: naast zingen doet hij ook op 5-string banjo meer dan zijn ding en zoals het schijnt te horen bij de jongens van de band, kan ook hij met de gitaar overweg. Met zo’n startkapitaal kun je natuurlijk een eind wegkomen: vier stemmen, vier componisten en een plejade aan instrumenten en dat levert een heerlijke, simpele maar boeiende en eerlijke plaat op, die bij machte moet zijn hele groepen jonge mensen te bekeren tot deze eeuwenoude muziek. Amerikaanse folk met een schotse twist, dat lijkt mij de best mogelijke omschrijving en op mij maakt het serieus wat indruk. Een song als “Down The River” of een instrumentaaltje als “Little Bazoo” pakken mij onmiddellijk in en ik mocht bij mijn huisgenoten vaststellen dat het effect haast identiek was. Dat wijst ergens op: hier in huis worden de bewoners het jaar rond ondergedompeld in muziek vanuit de kleinste uithoeken van de wereld, maar het is slechts zelden dat er dermate veel unanimiteit was in het appreciëren van wat gespeeld werd. Dit kinkt dus universeel, het spreekt verschillende generaties aan en als er één opmerking over de generaties heen ging was het wel dat deze plaat uitnodigt om de band live aan het werk te kunnen zien. We zullen onze concertkalender maar in de gaten houden. Heerlijke plaat is dit ! (Dani Heyvaert)
|